dinsdag 10 juni 2014

Volkstuintjesdilemma

Al lange tijd dagdromen Jeroen en ik van een volkstuintje. Nu lijkt er ineens een mogelijkheid. Bij een geweldig volkstuintjescomplex op 10 minuten fietsafstand zouden we misschien binnen afzienbare tijd een tuintje kunnen krijgen.

Komkommer of kamperfoelie?
We hebben allebei een eigen variant van ons volkstuintjesgeluk: Jeroen droomt van een eigen moestuin. Hij ziet zichzelf tomaten opbinden en komkommers kweken. Een houten tafel waar we weekenden doorbrengen met een krantje en koffie in de zon. Knobbelige groenten uit eigen tuin op ons bord.

Ik droom van een tuin vol bloemen en struiken met hier en daar een gezellige tuinkabouter. Ik zie ons daar eten met vrienden in de schemering van een zomeravond, tussen de jasmijn en kamperfoelie. Waxinelichtjes en rode wijn op tafel, vuurkorf op het grasveld. Dansende schaduwen op de bomen en struiken die ons omringen.

Goed, er valt dus nog wat overeenstemming te vinden over de beplanting. Maar ongeacht of er nou komkommer of kamperfoelie in de grond staat, we dromen er allebei van om met een volkstuintje zoveel mogelijk een vakantiegevoel te hebben. Op zonnige zaterdagochtenden laten we de boel de boel en stappen op de fiets om te ontbijten in onze volkstuin. Blijven we hangen voor de lunch. Trekken we twee blikken (biologische) Unox-soep uit de voorraadkast als avondeten. De dag duurt eindeloos in onze tweede-tuin-met-huisje.

Dromen of doen?
Maar willen we het tuintje, of willen we rust en eenvoud en projecteren we die gevoelens op een volkstuintje? Donderen we hiermee weer in de valkuil van onze generatie door te veel te willen en dus alleen nog maar meer gestrest raken?

Hoe vaak gaan we uiteindelijk daadwerkelijk naar het volkstuintje? We hebben het nu al vrij druk. Als ik naar ons eigen achtertuintje kijk is die, ondanks dat we stenen en potten hebben, behoorlijk groen door allerlei onkruid dat tussen de stenen door piept. Ook een volkstuin onderhoudt zichzelf niet. Er moet gesnoeid, gezaaid, gewied, gemaaid, geoogst. Klinkt poëtisch, maar is natuurlijk flink werken. En in mijn dagdromen zag ik mezelf niet rond rennen met de snoeischaar of schoffel in mijn hand om de wilde kamperfoelie te temmen.

Aan de andere kant heeft zo’n volkstuintje misschien juist een aantal eigenschappen in zich om een vakantiegevoel te realiseren. Als je daar bent, is er immers geen internet om je in te verliezen, geen vaatwasser uit te ruimen, geen stapel was om op te vouwen. Zoals ik eerder al schreef: wat er niets is, daar hoef je je ook niet druk over te maken. Er kan niet zoveel behalve lezen, in de zon zitten, koffie drinken, slapen, mijmeren. Dus je “moet” wel in de relax-stand. En als je je gaat vervelen, kun je altijd nog in de tuin rommelen.

Ontspannen of overspannen?
Normaal zou hier een doorwrochte conclusie volgen waarin ik in één spitsvondige alinea tot een antwoord zou komen. Deze blog heeft een open einde. Eindigen we straks overspannen in ons volkstuintje? Horen we de vogels niet meer fluiten, omdat we te druk zijn met het obsessief staren naar een verrot raamkozijn in ons tuinhuisje? Of zijn we zo ontspannen dat ons leven één grote vakantie lijkt? Liggen we weekenden lang met de ogen half gesloten loom in het gras, genietend van de komkommers en kamperfoelie?

Aan jou de vraag, lieve lezer: wat denk jij? Lekker blijven dromen van een volkstuintje en ons in het Echte Leven opgeven voor een cursus mindfulness? Of voor het volkstuintje gaan? (In het laatste geval ben je van harte uitgenodigd om op een warme zomeravond komkommers te komen eten en te borrelen bij de vuurkorf ;-)


Afbeeldingen Inga Moore. Bron: Paradise Express


Geen opmerkingen:

Een reactie posten