zondag 29 maart 2015

Een goede basisschool voor het kind..eh..de ouder

Met een gevoelloze bil balanceer ik op een kleuterstoeltje. Al drie kwartier luister ik naar het schoolhoofd. We zijn op basisscholenjacht. Letterlijk. Want als je in Utrecht je kind inschrijft nadat ie anderhalf jaar oud is, kom je op de wachtlijst terecht. Kun je mooi acht jaar lang naar de enige beschikbare basisschool in Overvecht-noord fietsen.

Dit is de derde school waar we kijken. Tot nu toe vind ik alle basisscholen er gezellig uitzien: ruime, lichte lokalen met speelgoed op de grond en kliederwerkjes aan de muur. In de gangen lange kapstokken op kniehoogte. Bij ieder haakje een sticker geplakt met overal dezelfde namen (Noa, Mees, Max, Lotte). Een klein jasje en rugzakje er onder. In de gangen ruikt het typisch naar basisschool: een combinatie van zand, schoolmelk en snotneuzen.


Jeroen en ik weten niet goed waar we een school op moeten selecteren. Aan het eind van onze straat staat een fijne school. Heel dichtbij maar ook groot. Op vijf minuten fietsen heb je een vrije school waar veel ruimte is voor creativiteit, maar waar een dode Rudolf Steiner nog altijd meer te zeggen heeft dan het huidige schoolhoofd. Deze school is klein en heeft een grote bibliotheek, maar ligt wel op acht hele minuten fietsafstand. 

Wat maakt een school tot een geschikte school?

Helderziende ouderkwaliteiten 
Volgens de scholen zelf kun je de keuze het beste maken op basis van het toekomstige karakter van je kind. Wat je wilt weten is of je kind een persoontje wordt dat beter op een grote of kleine school past. Of hij zelf structuur kan aanbrengen en zelfstandig kan werken, of juist baat heeft bij klassikaal onderwijs. Wordt hij sociaal vaardig? Hiërarchiegevoelig? Intelligent? Eigengereid? Een meeloper? 

'Hallo, mijn kind is nog geen twee jaar! Lekker koffiedik kijken', mopper ik in stilte.

Ik krijg een flashback naar de tijd dat we naar een geschikt kinderdagverblijf zochten. Met Bee nog in de buik moesten wij beslissen over belangrijke keuzefactoren, zoals wel of geen soepstengel als tussendoortje, een gestructureerd dagprogramma versus het kind zelf z'n schema laten bepalen. Opvallend hoe er als ouder een beroep wordt gedaan op je helderziende kwaliteiten.

En zou het echt zoveel uitmaken? Stiekem denk ik eigenlijk dat het wel goed komt. Op welke school hij ook terecht komt. Maar ik denk niet dat ik daar openlijk voor uit kan komen zonder dat me ofwel desinteresse ofwel onbescheidenheid verweten wordt. 


Mini maatschappij
Bij ieder schoolbezoek krijg ik meer en meer het gevoel dat ons nog een belangrijk criterium wordt opgedrongen. Niet of het kind zich thuis voelt op de school, maar zeker ook de ouders. 

Ouderbetrokkenheid is het magische woord dat overal het vaakst valt. Bij ene school worden meerdere jaarfeesten gevierd en wordt je als ouder verzocht om voorafgaand aan deze gelegenheden thuis bloemenkransen te vlechten of suikervrije bananencakes te bakken.

Bij de andere school onderhouden ouders onderling contact via whatsapp-groepen. Enthousiaste ouders organiseren zelfs gezamenlijke stapavondjes in de Derrick!


Overal wordt van de ouders verwacht dat ze af en toe een ochtend of middag vrij nemen en zich nuttig maken als luizenmoeder, fietsmoeder, overblijfmoeder, knutselmoeder, bibliotheekmoeder, moeder-coördinatie-moeder. Waarbij "moeder" ook vervangen mag worden door "vader". Alleen zijn het in de praktijk toch vooral de moeders.


'De keuze voor een school bepaalt met wie je tijdens het volgend straatfeest een biertje staat te drinken', aldus het schoolhoofd. 'Dat zijn de ouders met kinderen op dezelfde school als jouw kind. Daar heb je dan namelijk een band mee', verklaart hij. Alsof we ons als gezin inschrijven voor een mini maatschappij. 

De vraag is dus niet alleen of Bee er past, maar ook (vooral?) of wij als ouders er passen. Het gaat dus ook om onze toekomst. Zie ik mezelf op m'n vrije dinsdagavond een bloemensjaal punniken terwijl ik een gedicht van Rudolf Steiner uit mijn hoofd leer? Of sta ik dan liever met andere ouders in de Derrick hoofdpijnwijn te drinken en over onze hoogbegaafde kinderen te praten? 


Pfff, existentiële levensvragen. Gelukkig hebben we nog ruim twee jaar om onszelf daarin te leren kennen.

dinsdag 10 maart 2015

Takkewijf

















M., een van de ergste takkewijven van mijn middelbare school, heeft een kind. Ik zie het op Facebook. Dat iemand zich met haar überhaupt  wilt voortplanten, vind ik verwonderlijk. En zorgelijk. Ze heeft haar gemene genen doorgegeven.

'HO STOP' roep ik mezelf tot de orde. 'Wat denk ik nou voor een nare en valse dingen. Ik heb dat mens al bijna vijftien jaar niet meer gezien. Dus het zou best mogelijk zijn dat ze in de tussentijd ietsiepietsie veranderd is.'

Maar zodra ik naar haar profielfoto kijk, voel ik alweer ergernis. Ze lijkt nog steeds irritant veel op zichzelf. Dat verklaart wellicht mijn onmiddellijke afkeer. 

Kakker met muizentandjes
Ik zie haar weer voor me: een lang en bleek gezicht. Peper-en-zout-haar op schouderlengte in een middenscheiding. Een ontevreden mond met muizentandjes. Bootschoenen, geruite blousjes, Levi's en een Gaastra-jas. 

Ze was een kakker, deed hooghartig en hockeyde. Iets wat ik overigens 75% van mijn toenmalige schoolgenoten kan verwijten. Maar ondanks dat ze op de gemiddelde gymnasiast leek, had zij een aura alsof ze boven anderen stond. 

Ze was het schoothondje van een van de meest populaire meisjes uit onze jaarlaag. Ze voelde zich beter dan iedereen die niet tot de directe hofhouding van de jaarlaag-koningin behoorde. 

Ik was, als afstammeling uit een links nest, juist erg voor gelijkheid. Dankzij ieder paar bootschoenen moeten elders in de wereld tien mensen op blote voeten lopen. Met dat soort ideeën over onderdrukking en onrecht werden wij thuis opgevoed.

Robin Hood van het gymnasium
Ik kan me nog een keer herinneren dat ze een slome jongen uit mijn klas voor schut zette. Gymnasiasten slaan met woorden. Wat net zo pijnlijk kan zijn. 

Zij en haar vriendinnenkliek stonden hem bij de fietsenstalling uit te lachen. Na te doen. Hij fietste verslagen weg, met hangende schouders. Zijn veel te grote boekentas wiebelend achterop zijn bagagedrager. 

Bij het zien van zoveel onrecht werd de mentale Robin Hood in mij wakker. Ik zou deze arme jongen beschermen tegen het juk van dit rijke, verwende takkewijf.   

Cool zag ik mezelf naar M. toe lopen. Om met een stalen gezicht in ieders bijzijn de banden van haar nieuwe citybike lek te steken. Daarna zou ik, nog altijd zwijgend, me omdraaien en met opgeheven hoofd weglopen. 

Applaus van medeleerlingen om het recht dat zegevierde. Een Braveheart-achtige soundtrack zwol aan, als om te tonen dat ik de waarheid aan mijn zijde had. 

Het bleef natuurlijk allemaal bij dreigementen in mijn hoofd. Mijn puberteit was gevuld met glorieuze momenten die alleen in mijn hoofd bestonden. Nooit had ik in de echte wereld zelfs maar haar banden leeg durven laten lopen. 

Geen leed zo wreed als puberleed
Langdurig bekijk ik haar profielfoto. Maar behalve die ene herinnering bij het fietsenhok komt er verder niets over haar boven. Ik kan me eigenlijk gewoon niet herinneren waarom ik haar zo'n bitch vond. 

Ze heeft me niet in een kluisje opgesloten, noch m'n boeken door de aula gegooid. Ze heeft me niet in elkaar laten slaan in de steeg achter de school. We zaten niet bij elkaar in de klas. Ik kan me zelfs niet herinneren dat we elkaar ooit gesproken hebben.

Overigens doet dit besef niets af aan mijn puberale haatgevoelens voor haar. Ik zou wel willen doen alsof ik heel vredelievend ben. Grootmoedig toegeven dat ik het als puber waarschijnlijk te zwartwit zag. Dat er te weinig overtuigende feiten zijn. Dat onder die Gaastra-jas stiekem dezelfde onzekerheid verscholen lag die bij mij aan de oppervlakte zichtbaar was... 

BLABLABLA. De puber in mij weigert voorlopig haar het voordeel van de twijfel te geven. Ik wens haar geen een ernstige ziekte toe, maar mocht ze nou voor een paar jaartjes aan lager wal zijn geraakt dan zou ik dat niet erg vinden. Wellicht zelfs nuttig voor haar maatschappelijke inpasbaarheid.

Maatschappelijk inpasbaar
Nog wat rondklikkend op haar Facebookprofiel ontdek ik dat ze tegenwoordig in ontwikkelingslanden werkt. Niet om de mensen daar te onderdrukken, maar zowaar om ze te helpen. Dat verheugt mij. Niet in de minste plaats omdat ik haar dus niet ineens onvermoed tegen het lijf kan lopen in een leuk koffietentje.

Nu kijk ik, bij wijze van therapie, eens in de zoveel weken naar haar profiel om die automatische haatgedachten te vervangen voor nieuwe, neutrale gedachten. Het werkt steeds beter. Dat ze een schattig kind heeft helpt. Het maakt haar toegankelijker, bijna menselijk. 

Al mag die troela wel een keer een nieuwe profielfoto nemen. Want telkens dezelfde muizentandjes prominent in beeld, wekt inmiddels ook irritatie bij me op.