‘Lang zal ze
leven, lang zal ze leven, lang zal ze leven in de gloriaaaaa…’ Jolig zingt het
groepje Vriendinnetje toe. Ze zijn pas binnen gekomen op dit dooie
feestje. Maar de sfeer is meteen anders. Ze brengen energie mee in de kamer waar we
tot net kabbelend kletsten.
Ze zijn met z’n
vieren. Een meisje met een blauwe retro jurk, een meisje met een spleetje
tussen de tanden, een jongen met krullen en een lange jongen met een gitaar op
zijn rug. O god, die gaat vast spelen
vanavond. Het meisje met de blauwe retro jurk houdt een doorzichtige tas met
cadeautjes in haar hand. ‘Hiep hiep…HOERAAA!’ juichen ze met elkaar.
Vriendinnetje in hun midden. De jongen met krullen heeft zijn arm om
haar heen geslagen.
Zij zijn Beste
Vrienden. Dat zie je meteen. Aan het gemak waarmee ze de kamer confisqueren. Het
beginnen met zingen op verjaardagen is altijd voorbehouden aan Beste Vrienden.
Dat is een stilzwijgende afspraak. Wij, De Anderen, zingen mee. Maar vallen pas
later in. Zingen zachter.
O, er komt een speech. Het meisje met de blauwe retro jurk doet
lacherig als de lange jongen haar aankondigt. 'Speech,
speech!' roepen ze samen. Voor ons, De Anderen, is het onmogelijk om verder te
praten. Onbeleefd. Dat doe je niet als Beste Vrienden jarige Vriendinnetje een feesthoed
opzetten. We luisteren naar het meisje met de blauwe retro jurk. We lachen beleefd om de inside jokes. De
verwijzingen naar bijzondere momenten die ze met elkaar hebben beleefd.
Het is zo’n
feestje met veel mensen, maar geen bekenden. Voordat Beste Vrienden binnen
kwamen, was ik in gesprek met een meisje met blond golvend haar. We zaten al
even zwijgend naast elkaar. Dat mag niet op verjaardagsfeestjes, zwijgend naast
elkaar zitten.
‘Nou, ik heb het
vandaag echt druk gehad op werk,’ zei ze ineens alsof ik er naar gevraagd had.
Ik ken haar naam niet. Maar weet nu wel dat ze projectmanager is bij een grote
verzekeraar. Dat haar directe collega een echte bitch is omdat ze iedereen altijd
opzadelt met haar werk. Dat ze een huis wil kopen, maar eigenlijk niet alleen.
Dat ze geen vriend heeft. Dat ze dus toch een huis alleen gaat kopen. ’
Zij praatte
vooral. Ik keek naar haar mond. Achter haar onderste tanden zit een ijzeren
draadje. Ik keek naar haar mond en bedacht zelf de woorden die ze zei. Dat ze bloemen
droogt. Duizenden heeft ze er. Droog geperst en gevangen in een groot ouderwets herbarium tussen vloeipapier en met goud op snee.
Ze weet niets
van mij. Ze deed ook geen moeite. We gaan elkaar waarschijnlijk nooit meer zien.
Ik ben een passant. Ik ben een groot oor waar haar verhalen in verdwijnen.
Nee, dan kijk ik
liever naar de Beste Vrienden. Ik bekijk ze met het geoefend oog van de toeschouwer. Ik kijk, loer, aanschouw,
beschouw, interpreteer, generaliseer. Ik ben onzichtbaar. Ik ben er wel, maar ik
val niet op. Ik ben behang. Een kamerplant met ogen.
Ik denk dat ze
elkaar al jaren kennen. Waarschijnlijk zijn ze naar Berlijn gereden in een oude
Volkswagenbus. Maakten ze de eerste dag al vrienden met wie ze de hele week naar hippe underground feestjes gingen in verlaten fabriekshallen. Sliepen
ze hun roes uit in het park. In de namiddag met hun nieuwe vrienden uit eten in toffe onontdekte
restaurantjes. Door naar de kroeg. Diepe gesprekken over het leven. Dansen.
Kleffe zoenen en natte Duitse woordjes in een oor in een steeg.
De cadeaus zijn
uitgepakt. Nu verspreiden
Beste Vrienden zich over de kamer. Knuffelen iemand hier. Omhelzen een ander
daar. Ik krijg een hand van de lange jongen. Een verbazingwekkend slappe hand. 'Hoi', zegt hij. Zijn hand en blik zijn alweer op weg naar de volgende. 'Hoooi
allemaal. Ik doe het effe zo. Gefeliciteerd met Vriendinnetje!' Het meisje met het spleetje tussen haar tanden wappert met haar hand vanaf de andere kant van
de kamer naar iedereen. De rest komt
zich niet voorstellen. Ik denk dat zij blijven plakken in interessante
gesprekken.
Het meisje met
het blonde golvende haar is inmiddels in gesprek met de jongen naast haar. Hij
vangt mijn blik. Geeft me een knipoog over haar rug heen. Blauwe ogen heeft
hij. Ik voel me van kleur verschieten. Kijk meteen weg. Zo gênant dit. Mijn blik valt op het meisje met het spleetje tussen haar tanden. Met een glas wijn in haar
hand entertaint ze een groepje mensen met een theatrale anekdote. Ik had toch mijn onzichtbaarheidsmodus aan?
Ze draagt een leuk bloemenblousje. Zo eentje als ik ook altijd wil hebben,
maar nooit kan vinden.
Het feest is
voorbij. Nu zie ik enkel nog mezelf. Door zijn blauwe ogen. Als hij me
ziet, zijn er vast meer. Iedereen bekijkt, beloert, aanschouwt, beschouwt,
interpreteert en generaliseert mij. Het oordeel is niet mals: een stil meisje in de hoek van de kamer. Niet groot, niet klein. Niet bijzonder. Een grijze
vestje. Een spijkerbroek. Een kleurloos muurbloempje. ‘Ik ben
heel kleurrijk van binnen!’ wil ik roepen. Maar dat zie je niet. Dus dat telt
niet.
Ik ga. ‘Ga je
al?’ zegt Vriendinnetje. Ik mompel iets over werk en druk. ‘Leuk dat je er was.
Al heb ik je helemaal niet gezien vanavond. Heb je het leuk gehad?’ Ik knik. Het meisje met de blauwe retro jurk legt een hand op de arm van Vriendinnetje. ‘We hebben je even nodig in de
keuken.’ Al lopend zwaait Vriendinnetje nog even achterom. Op de bank links van
haar kijken de blauwe ogen alweer naar het blonde golvende haar. Uit de keuken
klinken de eerste gitaarakkoorden. O god,
ik ga precies op tijd weg. Ik pak mijn tas en snel naar buiten als een schaduw
die het licht probeert voor te blijven.
Bij de fiets kom
ik er achter dat ik het cadeau van Vriendinnetje nog in mijn tas heb zitten.
****************
Dit verhaal is fictief. Behalve de hoofdpersoon die zijn we immers allemaal wel eens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten